Sociale wijkteams

Keuzes in rol en positie van de wijkteams

Inmiddels zijn de gemeenten al ruim drie jaar op weg met de decentralisaties. En sinds die tijd heeft de ontwikkeling van sociale wijkteams een enorme vlucht genomen. De rol en positionering van deze wijkteams hangt sterk samen met keuzes die de gemeenten maken in de sturing en organisatie van het sociaal domein. In dit artikel schetsen we welke stappen gemeenten kunnen zetten om te komen tot een succesvolle positionering en rolkeuze van het wijkteam.

Nieuwe verhoudingen

In 2015 werden de zorgtaken binnen de jeugdzorg, de maatschappelijke ondersteuning en participatie gedecentraliseerd. Gemeenten kregen de opdracht van de centrale overheid om de zorg daar te organiseren waar het nodig is, dichtbij de mensen. Hiermee moet zorg sneller, efficiënter en slimmer worden.

Voor veel gemeenten is het nog zoeken naar de nieuwe verhoudingen in het sociaal domein. Ook is het zoeken naar hoe deze zorg zo is in te richten dat de kwaliteit goed is en de kosten binnen het budget blijven. De decentralisatie is immers gepaard gegaan met een forse bezuiniging van 25 procent op de totale zorgkosten.

Eigen invulling

Om zorg dichtbij de inwoners te organiseren, werd in veel gemeenten het sociale wijkteam in het leven geroepen. Uit onderzoek van Movisie (Sociale (wijk)teams in beeld, februari 2016) blijkt dat in 87 procent van de gemeenten wijkteams actief zijn. De rijksoverheid heeft praktijkvoorbeelden van de organisatie van een sociaal wijkteam gedeeld met gemeenten, ter inspiratie. Maar er is geen kant-en-klare handleiding meegestuurd met de decentralisatie-opdracht. Dat is ook nadrukkelijk niet de bedoeling van een terugtredende rijksoverheid: zelfredzaamheid is ook hier het devies.

Dit heeft ertoe geleid dat er een enorme diversiteit in vormen van sociale wijkteams is ontstaan. De rol van het wijkteam wisselt sterk: heeft het wijkteam een loket- en toegangsfunctie of regisseert het actief de zorg. Burgers, zorgaanbieders en leden van sociale wijkteams zijn nog steeds ontwikkelend in hun werkwijze en bouwen steeds meer routine op. Koppel dat aan een breed scala aan namen die aan de teams gegeven worden (een kleine greep: het Voormekaarteam, het Samen Doen-team, Vraagwijzer en Buurtplein) en het is niet verwonderlijk dat de beleving bij het begrip wijkteam zeer verschillend is. 

Eerste ervaringen

De uitdaging is voor zorgpartijen, sociale wijkteams en burgers om elkaar op te zoeken. Door de decentralisatie moet iedereen in beweging komen. Daarvan zie je al een paar positieve ontwikkelingen. Zo zijn er zorgverleners uit de tweede lijn die op plekken gaan zitten waar ouderen, gezinnen en jeugdigen toch al komen Een mooi voorbeeld daarvan zijn ambulante jeugdzorginstellingen die in Woerden spreekuur houden op een school voor voortgezet onderwijs. Ook werken op meerdere plekken professionals en vrijwilligers uit de eerste en tweede lijn samen met welzijnswerkers aan één gezin en één plan. Soms rondom ingewikkelde en complexe hulpvragen, maar ook in zogenaamde vlechtwerkoverleggen waarin snel geschakeld wie wat doet. Een mooi voorbeeld van vervlechting van zorg en welzijn.

Kritiek is er ook. Zo betoogt hoogleraar bestuursrecht Winter (RUG) dat echte samenwerking pas kan als er ook één geldstroom is. Nu is het risico nog steeds reëel dat organisaties die samenwerken in een wijkteam vooral vanuit hun eigen organisatiebelang werken. Daarnaast is de vraag of de inzet van wijkteams inderdaad leidt tot minder uitgaven, betere preventie, betere zorg en ondersteuning en het vergroten van zelfredzaamheid. Dit waren de doelen waaraan volgens Movisie de wijkteams in de meeste gevallen moesten bijdragen. De bewijslast hiervoor is vaak moeilijk vast te stellen op beleidsniveau, een nog grotere uitdaging is een oorzakelijk verband vast te stellen tussen de inspanningen van de wijkteams en het bereiken van deze doelen. Op basis van de eerste ervaringen is inmiddels meer realiteitszin ontstaan bij gemeenten: het wijkteam is niet meer het panacee voor alles wat voorheen niet goed was georganiseerd of uitgevoerd in de zorg.

Twee positioneringen van wijkteams

De wijkteams worden grofweg op twee manieren gepositioneerd:

  • Wijkteam als regisseur voor ‘complexe cases’, dat wil zeggen mensen met meerdere problemen op verschillende levensvlakken. Deze cases zijn te complex om door één hulpverlener te worden opgepakt. Het wijkteam neemt hierin de regie op de zorg. Het wijkteam is in de meeste gevallen niet het eerste punt waar mensen met een vraag terecht komen. Vaak komen ze via signalering door professionals zoals huisarts, politie, woningcorporatie, kredietbank terecht bij het wijkteam. En nadat door professionals beoordeeld is dat sprake is van complexe problemen of zeer weinig eigen regie.
  • Wijkteam als eerste loket/toegang tot hulp. In dit model is het wijkteam het eerste aanspreekpunt voor burgers die hulp vragen. Het wijkteam kan helpen bij het scherp krijgen van de vraag en wat mensen zelf kunnen oplossen of doen. Het wijkteam verwijst mensen door naar een voorziening waar geen indicatie voor nodig is, zoals bijvoorbeeld maatschappelijk werk, een activiteit in de buurt of een cursus opvoeden. Bij hulp waar wel een indicatie voor nodig is, wordt beschikt. Bij dit model heeft het wijkteam voornamelijk de rol van poortwachter en helpt bij het verduidelijken van de vraag. Vaak worden de wijkteams in deze gevallen Vraagwijzer of Servicepunt genoemd.

Natuurlijk zijn er nog vele varianten op deze twee positioneringen en beide varianten komen ook in combinatie met elkaar voor.

Rol en positionering niet los zien van sturing en organisatie sociaal domein

Inmiddels zijn twee bewegingen zichtbaar in de inkoop van welzijn en zorg: het ‘keuzemodel’ en het ‘consortiummodel’. In het eerste model sluit de gemeente een raamovereenkomst met meerdere aanbieders voor het leveren van hulp en ondersteuning. Zo kunnen inwoners kiezen voor meerdere aanbieders van huishoudelijke hulp, begeleiding of vormen van jeugdzorg. Vaak is de keuze voor dit model ook ingegeven vanuit het idee van risicospreiding: met meerdere aanbieders kan voorkomen worden dat de gemeente en haar inwoners volledig afhankelijk zijn van een beperkt aantal aanbieders.

In het tweede model sluit de gemeente met één (vaak coalitie of consortium) van aanbieders een overeenkomst voor het leveren van hulp en ondersteuning. Soms geldt dat voor de gehele Wmo en jeugdzorg inclusief de wijkteams (bijvoorbeeld de gemeente Hollands Kroon), soms voor Wmo en jeugdzorg afzonderlijk (gemeente Alphen aan den Rijn). Of alleen voor het welzijnswerk in gebieden of stadsdelen zoals in Amsterdam en Rotterdam.

In de huidige fase van de transitie kiezen gemeenten nog vaak voor een hybride model: van beide een beetje: bijvoorbeeld welzijn bij één partij, maatwerkvoorzieningen en jeugdhulp bij meerdere aanbieders. Dat kan leiden tot onduidelijkheden over prestaties, afspraken en verantwoordelijkheden binnen het sociale wijkteam. Zeker als gecontracteerde aanbieders van geïndiceerde hulp of welzijn ook een rol hebben in of gedetacheerd zijn bij het wijkteam.

Achterliggende redenen voor de keuze voor een bepaald inkoopmodel zijn meervoudig. Vaak is sprake van overname van de werkwijze van de provincie en de zorgverzekeraar (keuzemodel), maar ook kunnen meer politiek-ideologische redenen de drijvende kracht zijn. Hecht je veel waarde aan keuzevrijheid en eigen regie bij de inwoners, dan is een model met meerdere aanbieders een logische keuze. Of kies je voor een gebiedsgerichte aanpak omdat sprake is van bijvoorbeeld hardnekkige en complexere maatschappelijke opgaven of omdat je domeinoverstijgend wilt werken. Dan is een keuze voor gebiedsgericht inkopen voor de hand liggend.

Datzelfde kan gezegd wordt over de rolkeuze van het sociale wijkteam. Voor gemeenten die veel waarde hechten aan keuzevrijheid en eigen regie is het logisch te kiezen voor het sociale wijkteam als loket- en toegangsfunctie. Bij een gebiedsgerichte aanpak past een rol van het wijkteam voor meer complexere vragen en regieverlies.

Keuzes voor de toekomst

Op meerdere plekken in het land staan wijkteams en hun opdrachtgevers (de gemeenten) voor een keuze hoe verder met de wijkteams. Aanleiding hiervoor zijn vraagstukken zoals het wel of niet continueren van de inhuur of (verplichte) detachering van personeel van gesubsidieerde of gecontracteerde partners die deelnemen aan het wijkteam, maar ook de doorontwikkeling of zelfs heroverweging van de positie en rol van het wijkteam.

Ons advies daarbij is om eenduidige keuzes te maken:

  • Leg je het accent (1) op een gebiedsgerichte en domeinoverstijgende aanpak of ligt het accent (2) op keuzevrijheid en risicospreiding?
  • Bij een keuze voor (1) past een functie van het wijkteam voor complexe vragen en regieverlies en bij een keuze voor (2) past de keuze voor een informatie, advies en toegangsfunctie. En bij (2) is het de vraag of je het dan nog een sociaal wijkteam moet noemen, namen als vraagwijzer, loket, servicepunt passen dan beter.

WIJ DENKEN GRAAG MET U MEE OVER DE INRICHTING VAN WIJKTEAMS IN UW GEMEENTE.

Heeft u interesse in een (vrijblijvend) gesprek? Ik hoor het graag.

Yorick van den Berg
Adviseur
E: y.berg@bubag.nl
T: 06 5069 5345