Het doorbreken van handelingsverlegenheid: nazorg loont

Opinie: Koen de Ridder

Jaarlijks keren ongeveer 30.000 ex-gedetineerden terug in de samenleving. Vaak wordt al tijdens detentie een begin gemaakt met re-integreren en krijgen gedetineerden hulp bij het scheppen van basisvoorwaarden die hiervoor nodig zijn: een identiteitsbewijs, onderdak, begeleiding richting werk en inkomen, inzicht in schuldenproblematiek en toegang tot zorg. Wanneer aan deze voorwaarden wordt voldaan, is de kans op recidive kleiner1. Het bieden van passende nazorg is afhankelijk van politieke keuzes en soms zie ik daarbij terughoudendheid uit angst voor het belonen van criminaliteit: “Moet je eerst een overval plegen in deze stad voordat je een huis krijgt?”. In dit stuk schets ik kort de achtergrond en kom ik tot de conclusie dat het belangrijk is om eventuele handelingsverlegenheid te doorbreken: goede nazorg loont.

Cijfers

Ongeveer 47% van de (ex-)gedetineerden recidiveert binnen twee jaar2, dat percentage ligt hoog, en ook de (maatschappelijke) kosten van criminaliteit zijn hoog. Al in 2007 berekende SEO Economisch Onderzoek in een onderzoek3 naar de kosten van criminaliteit voor tien type delicten in 2005, de totale kosten van criminaliteit in Nederland op 20,2 miljard euro. Een lage schatting omdat het onderzoeksbureau niet in staat was om alle kostenposten te kwantificeren.

Naast het hoge percentage recidivisten en de maatschappelijke kosten die hier aan verbonden zitten, is ook slachtofferschap een punt van zorg. Ruim één derde van de Nederlanders voelt zich wel eens onveilig, iets minder dan een kwart is bang om slachtoffer te worden en 9% ondervindt hiervan dagelijks de gevolgen4. Het voorkomen van criminaliteit en het terugdringen van recidive en (de angst op) slachtofferschap is belangrijk om de veiligheid en het veiligheidsgevoel in Nederland te waarborgen en het scheelt de maatschappij ook ontzettend veel geld. Waarom gebeurt er dan nog steeds te weinig? En wat zijn de moeilijkheden binnen dit vraagstuk?

Praktische problemen: samenwerking

Ik zie in de werkpraktijk dat gemeenten in trajecten van nazorg vaak tegen dezelfde type problemen aanlopen: de multidisciplinaire problematiek vraagt om integrale samenwerking tussen gemeentelijke afdelingen (intern) en ketenpartners. Vaak levert dat problemen op in communicatie, informatie-uitwisseling, registratie van gegevens en privacy. Deze problemen worden in tal van onderzoeken benoemd en erkend (Rekenkamer Amsterdam, 2013/opvolgonderzoek 20175; WODC, 20166). Heldere samenwerkingsafspraken, het maken van privacy-convenanten en het gezamenlijk werken met een goed ingericht registratiesysteem zijn hierop de voor de hand liggende antwoorden. In werkelijkheid is dit natuurlijk wat complexer dan hier geschetst en zit het antwoord niet alleen in systemen, maar ook in de cultuur van samenwerken en de manier waarop je gezamenlijk vragen oppakt die op het snijvlak van zorg, welzijn en veiligheid liggen.
Naast de problemen rondom samenwerking zijn er in het specifieke traject van nazorg ook problemen waar politieke keuzes achter schuil gaan.

Politieke problemen: onvoldoende prioriteit

Zo zijn er bijvoorbeeld onvoldoende betaalbare woningen, zijn er problemen rondom schulden en krijgen ex-gedetineerden niet altijd de zorg die ze nodig hebben. Zeker wanneer iemand slechts kort in de gevangenis zit, is het bieden van passende zorg een probleem. De doorlooptijd is dan dermate kort dat het niet loont om al vanuit de gevangenis een traject op te zetten. Daarnaast zijn veel Penitentiaire Inrichtingen (PI’s) in de loop der jaren gesloten, waardoor de afstand tussen de voormalige woonplaats en de PI van een gedetineerde dermate groot is dat het te duur is voor ambtenaren om langs te gaan. Dit staat eveneens de start van een re-integratietraject vanuit de gevangenis in de weg.

Een laatste probleem vormt de afschaffing van stimuleringsgelden vanuit het ministerie van Veiligheid en Justitie voor het aanstellen van een coördinator nazorg. Middelgrote gemeenten zitten hierdoor met het volgende dilemma: er zijn te weinig cliënten om een coördinator nazorg aan te stellen en er zijn te veel cliënten voor individueel maatwerk. Sinds 2014 heeft het rijk wel extra geld ter beschikking gesteld voor nazorgtrajecten gericht op werk en inkomen waar gemeenten aanspraak op kunnen maken7. De kosten worden hierbij echter pro rato beschikbaar gesteld: middelgrote gemeenten kunnen minder geld aanvragen dan grote gemeenten en zodoende blijft bovenstaand dilemma bestaan.

Al deze problemen hebben te maken met politieke keuzes en prioritering. Keuzes kunnen anders worden gemaakt, maar ook in de betreffende politieke context kan er nog steeds wel gehandeld worden.

Draagvlak: noodzakelijke maatregelen zijn niet altijd populair

Binnen het nazorgbeleid moeten er in een gemeente lastige politieke keuzes gemaakt worden:  studenten en jongeren kunnen geen betaalbare woning vinden, maar bij gedetineerden wordt voor huisvesting gezorgd? Een ander voorbeeld: het deels kwijtschelden of overnemen van schulden door een gemeente, in plaats van het extra beboeten wegens betalingsachterstanden? Doorbetalen van de huur bij een detentie die korter is dan een half jaar voorkomt dakloosheid, maar moet iemand niet gestraft worden? Dit zijn bijzonder ingewikkelde maatschappelijke discussies en politiek en maatschappelijk draagvlak is voor dit type maatregelen soms ver te zoeken. Dergelijke maatregelen kunnen tenslotte de indruk wekken criminaliteit te belonen. Ik pleit ervoor om op een andere, meer praktische manier naar de te nemen maatregelen te kijken en te doen wat nodig is om recidive te voorkomen.

Doen wat nodig is

Allereerst vraagt goede nazorg om een integrale aanpak: de problematiek ligt op het snijvlak van domeinen en de oplossingen dienen vaak tot stand te komen op meerdere leefgebieden. Het is dan ook belangrijk om een integraal nazorgbeleid te ontwikkelen. Binnen dit integrale nazorgbeleid dient aandacht te zijn voor: het doorbetalen van huur en deels kwijtschelden van schulden, het zorgdragen voor huisvesting en ‘landen in een buurt’, een pact met werkgevers om ex-gedetineerden in dienst te nemen en goede begeleiding van één casusregisseur waarmee de gedetineerde zowel in, als – later – buiten de gevangenis contact onderhoudt.

Recidive kost de maatschappij veel geld en bezorgt slachtoffers veel leed. Er kan wat aan worden gedaan. Maar in het sociaal domein is de context ingewikkeld en zijn problemen taai. Dat blokkeert nogal eens het handelen. Dat is jammer en niet nodig. Natuurlijk is de praktijk weerbarstiger dan de theorie en het beleid. Maar ik ben er wel van overtuigd dat als iets de moeite waard is, er ook moet worden aangepakt.

Koen de Ridder was in het verleden betrokken bij meerdere onderzoeken naar de Top600 veelplegers in Amsterdam en is vanuit B&A en Futuro actief als adviseur op het domein jeugd & veiligheid.


Voetnoot

1 Bron: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/recidive/begeleiding-tijdens-de-gevangenisstraf
2 Bron: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/recidive/begeleiding-tijdens-de-gevangenisstraf
3 https://www.wodc.nl/binaries/volledige-tekst_tcm28-68564.pdf
4Achtervolgd door angst: een kwantitatieve vergelijking van angst voorslachtofferschap met een algemeen gevoel van onveiligheid’,
SCP rapport 2017
5 https://www.rekenkamer.amsterdam.nl/wp-content/uploads/2013/05/Nazorg-gedetineerden_met-kaft_BR_DEF1.pdf
6 https://www.wodc.nl/binaries/2678_Samenvatting_tcm28-233648.pdf
7 https://vng.nl/onderwerpenindex/veiligheid/ex-gedetineerden/nieuws/bijdrageregeling-begeleiding-ex-gedetineerden-2017

September 2018

Sinds januari 2019 is Koen niet meer werkzaam bij B&A.