Aanpak jeugd en veiligheid en rekenkamers

Opinie: Otto Schildknegt

Voor het eerst was ik vorige week op het jaarcongres van de Nederlandse Vereniging voor Rekenkamers & Rekenkamercommissies. Ik ben niet goed bekend met de wereld van de rekenkamers, maar was onder de indruk van de sprekers en het programma van de dag. Vooral de oproep om schuring te zoeken en andere invalshoeken te kiezen die bestaande structuren en opvattingen ter discussie stellen, spreken mij zeer aan. Juist omdat dit leidt tot nieuwe inzichten en ruimte maakt voor verbetering in de uitvoering.
Wat mij opviel, is dat de aanpak rondom jeugd en veiligheid zelden onderwerp van onderzoek door rekenkamers is. Vanuit een jarenlange professionele betrokkenheid bij jeugdoverlast, criminaliteit en ondermijning zijn dit onderwerpen die mij zeer aan het hart gaan. En toch wil ik een lans breken om juist dit onderwerp op de onderzoeksagenda van de rekenkamer te zetten.

Waarom is dit onderwerp juist nu belangrijk?

De aanpak rondom overlastgevende jongeren en ondermijning, los van allerlei interventies, wordt zelden getoetst op effectiviteit en efficiëntie. Het is ook niet een exclusief domein van de gemeente. De veiligheidsdriehoek, waarin de burgemeester natuurlijk een belangrijk rol vervult, brengt een andere dynamiek en partners mee die niet noodzakelijkerwijs volledig onder regie van de gemeente vallen. Naast de ‘driehoek’ kan een partner als de belastingdienst of het UWV ook een belangrijke rol spelen. De gemeente beschikt echter wel over een heel arsenaal aan interventies die zij kan inzetten. Bijvoorbeeld drang en dwang in het kader van bijstandsfraude, jeugd- en jongerenwerk, leerplicht, arrangementen en trajecten gericht op terugkeer naar werk of school tot aan gezinszorg en schuldenaanpak.

In de beeldvorming rondom de aanpak van jeugd en veiligheid overheerst vaak de overlast en de criminaliteit, terwijl onder de radar nog vele andere zaken spelen. Bovendien is het in de veelheid van betrokken partners niet eenvoudig om tot een gezamenlijke aanpak te komen. Mijn ervaring is dat allerlei aanpakken worden ontwikkeld of ingezet, terwijl zelden de effectiviteit van de uitvoering getoetst wordt. Het gebeurt natuurlijk wel eens, maar dan is vaak sprake van een personele wisseling in de ambtelijke organisatie of aan de bestuurlijke kant. Vreemde ogen dwingen zullen we maar zeggen.

Waarom geen kritische blik?

De portefeuille van de burgemeester, zeker die van veiligheid, is om mij onbekende redenen zelden onderwerp van onderzoek door rekenkamers. Heeft dat nu te maken met de positie van de burgemeester die boven de partijen staat? Of is er te weinig kritisch tegengeluid door een informatieachterstand van de raad? Uit ervaring weet ik dat een kritische blik op de aanpak van jeugd en veiligheid alleen ruimte krijgt wanneer hardnekkige problemen telkens terugkeren en er geen zicht is op een uitweg. Dat is jammer, want zo wordt niet geleerd van wat goed en minder goed gaat. Bij uitstek een kans voor de rekenkamer om als onderzoeker van de kwaliteit van het bestuur handreikingen te doen ter lering en verbetering.

Lef

Ik ben in mijn lange carrière maar zelden tegengekomen dat een aanpak werd gestopt omdat deze niet effectief was. Dat vraagt niet alleen een onderbouwing, maar ook lef. Lef om tegen de heersende cultuur in te gaan en aanpakken kritisch te beschouwen. De bijdrage van Paul Frissen aan het rekenkamercongres als ‘frisse ter discussiesteller’ sprak mij zeer aan. Tijd om dat ‘ter discussie stellen’ ook toe te passen op de aanpak jeugd en veiligheid. Of voor mijn part ondermijning. Wie durft?

WILT U OVER DIT ONDERWERP VAN GEDACHTEN WISSELEN?

Ik ga graag met u in gesprek.

Otto Schildknegt
E: o.schildknegt@bubag.nl
T: 06 28 41 41 45

 

Mei 2018